26/12/19 08:00
In 2018 zag ik voor het eerst, in het Van het Lindenhoutmuseum in Neerbosch Nijmegen, de vijftig schilderijen van Albert Majoor.
Dit werk maakte meteen een verpletterende indruk op mij. Op een zeer indringende manier brengt Albert Majoor hierin de dagelijkse routine van zijn jeugd in beeld zonder zich daarover expliciet uit te spreken.
Hij neemt geen verongelijkt of verbitterd standpunt in.
Op een schijnbaar afstandelijke en kille manier, vrijwel zonder emotie doet hij verslag van zijn kleurloze jeugd op de Weesinrichting Neerbosch, waar hij verbleef van 1938 tot en met 1952.
Zijn werk is verstikkend en van een onheilspellende schoonheid. Telkens als ik zijn werk zie, raak ik weer diep ontroerd. Zo mooi en zo onthutsend tegelijkertijd.
Over het werk van Albert Majoor zie :
https://www.youtube.com/watch?v=hfSTVaI3dhM&feature=youtu.be)
Voor de documentaire over Albert Majoor zie:
https://www.youtube.com/watch?v=gKm9pnNOAsI&feature=youtu.be
Hieronder het verhaal van de schilder in zijn eigen woorden.
Albert Majoor:
"Mijn jeugd is voorbijgegaan als een kleurloos tijdperk"
"Ik kwam uit een groot gezin: vijf meisjes en twee jongens. Het kenmerkende van het komen naar Neerbosch was, dat je als gezin daar kwam, maar daarna helemaal uit elkaar verstrooid werd.
Albert Majoor op de arm van zijn moeder Alfina Gezina Dokter
Naar leeftijd werd je ingedeeld in bepaalde regionen en paviljoens. Gescheiden van je zusjes en je broertjes, die je soms overdag, in de wandel, kon treffen.
En voor de rest kan ik me nog herinneren dat het enorm overweldigend op me overkwam. Net of je ergens gedropt werd. Wat ging er verder met je gebeuren? Dat was één groot vraagteken.
De Palen.
De ingang van Weesinrichting Neerbosch
Je had totaal geen associatie met de maatschappij buiten Neerbosch. Dat was wel zo weggevaagd door je omstandigheden, dat je zelfs niet een voorstelling kon maken van wat een huis was, met een eigen beeld van slaapkamers of wat dan ook. Dat was een heel vreemd beeld voor je. Je kon je zelf daar ook helemaal geen voorstelling van maken. Het was net of je ergens in tijdloos tijdperk zat dat langzaam voortging en waar je gevoelens geen rol speelden, in die zin dat daar op werd gelet.
Je onderging het. En daar is al veel mee gezegd.
De schans.
Het Middenplein met de grote paviljoens. In het midden de Engel des vredes.
Je wist niet beter of het slapen ging altijd op een grote slaapzaal met bedden naast elkaar, in rijen, waar je dan wel niet in leeftijd naast elkaar lag, maar waar toch wel zeker een grote discipline moest heersen.
De jongensslaapzaal.
De bedden moesten keurig worden opgemaakt.
Als het niet goed was, moest het opnieuw. Ik kan me nog wel herinneren, dat op de meisjeszaal, de meisje op de rechterzijde moesten liggen en zo moesten inslapen. Ondanks het feit dat sommigen helemaal niet op de rechterzijde konden inslapen. Maar daar stond dus gewoon straf op als dat niet gebeurde.
De naaikamer.
Het regime dat daar gehanteerd werd was toch zeer zeker aan de extreme kant. Celstraf was geen uitzondering. Ik kan me voorstellen dat mensen die dat meegemaakt hebben daar zeer zeker syndromen aan hebben overgehouden.
De cel.
Kinderen die wegliepen en weer opgepakt werden, werden opgesloten in een cel.
Meisjes die weggelopen waren, werden bovendien kaalgeschoren.
Je had een enorme geestelijk en fysieke druk van die mensen te doorstaan. Hadden ze een rotbui of ze waren gefrustreerd door omstandigheden, dan reageerden ze dat op het kind af. De onzekerheid was er altijd. En gezien vanuit die onzekerheid kon je toch wel van een bepaalde bangheid spreken.
De strijkkamer.
De meisjes werden uitsluitend opgeleid tot huishoudelijke hulp.
Het systeem stond vaak toe dat, vooral tijdens het ‘piepers pitten’ de jongens die in een koud miezerig hok hun dagelijkse portie piepers moesten pitten, vaak de vieze aardappelen bij de schone gooiden.
Piepers pitten.
De groepsleider 'Snurvel' genoemd schudt een emmer aardappelen leeg,
die de jongens moeten schillen en ontpitten.
Dat kwam dan weer in het eten terecht en naderhand had je dat dan natuurlijk op je bord en dat was vaak niet smakelijk. Je kon dan ook op alle tafels knoeiborden zien staan waar je alles wat niet appetijtelijk was er uit kon vissen en op dat bord kon deponeren.
Knoeiborden.
Alles wat niet eetbaar was kon op het knoeibord neergelegd worden.
Ik kan me nog herinneren dat ik als kind geen kapucijners lustte. Daar werd ook helemaal geen rekening mee gehouden. Het verzet dat je daartoe had was toch doelloos. Je kreeg dat ’s avonds weer voor je neus. Koud en gestold. En daar gooiden ze een schep pap overheen. Dat kon je dan verder opeten. Daar had je geen keuze in.
Eten opscheppen.
Het was 'eten wat de pot schaft' . En er werd maar één keer opgeschept.
Je kreeg praktisch geen fruit en je maag was altijd in opstand van honger hebben en zo. Je lustte meer. Het was een bepaald rantsoen dat je kreeg en daarnaast was er niets.
Sokken stoppen.
Doordat de kinderen op klompen liepen hadden de sokken het zwaar te verduren.
Het geluk was er totaal niet. In mijn jeugd zeker niet. Mijn jeugd is voorbijgegaan als een kleurloos tijdperk, waar weinig diepten in zaten van menselijk geluk. Op een bepaald moment had je dan wel hoogtijden, zoals met de Kerst, de Kerstviering, de kerstboom. Dat ging dan wel zonder cadeautjes, maar het was weer eens een afleiding van het totaal gebeuren. Sinterklaas en verjaardagen gingen ook aan je voorbij. Hooguit kreeg je een handje en een appeltje van de man die dienst deed. Dat was dan mild, want in sommige gevallen gebeurde dat nog niet eens.
Zondagavondconcert.
Mede naar aanleiding van het 125 jarig bestaan van Neerbosch heb ik deze schilderijen gemaakt. Daar zat een heel groot verhaal in, vond ik, dat naar buiten getild moest worden. De dialoog, die me zo aantrok en die me steeds bezighield die heeft me zo vervuld van alles dat ik op een bepaald moment dacht: ‘hier kan ik iets emotioneel wat aan doen’
Kleermakerij.
De jongens hadden een ruimere keuze dan de meisjes wat opleiding betrof. Deze jongens worden opgeleid tot kleermaker.
Ik ben dan ook van 1986 hard aan het werk gegaan en ik heb een eindresultaat neergezet dat qua niveau door hele goede beroepskunstenaars enorm geprezen wordt en waarbij de dialoog, die voorop stond, er goed uit gekomen is.
Badlokaal.
Meisjes aan het dweilen en schrobben.
Ik heb zo enorme reacties gehad van mensen die zeiden; ‘Joh, wat je nu gemaakt hebt daar word ik koud van, of ons leven wordt weer even terug gezet’. Ik heb hierdoor de sfeer uit de anonimiteit getild.
Boekbinderij.
Albert Majoor kreeg op Neerbosch een opleiding tot boekbinder.
Ik ben er vanuit gegaan om mijn kleuren zo te gebruiken dat ze rustig zijn. Ze zijn blauw, grijs, groen, hier en daar wat cognac, maar overal vind je dat blauw erin terug. Als je in een mensenziel zou kijken, en hij heeft een gedrukt leven gehad, dan kun je dat als een blauwe periode in iemands leven zien.
Ziekenzaal.
Blauw symboliseert de verdrukking. Het is iets kouds.
Mensen die door mijn beelden gebiologeerd raken kunnen nu proberen het verhaal waar ze de hele tijd mee gezeten hebben, hun frustraties, hun syndromen bespreekbaar te maken. Het blijkt nu dat oudere mannen en vrouwen, die zelf gezinnen hebben, nu pas kunnen beschrijven, of onder woorden brengen wat hen al die tijd bewogen heeft en wat altijd vastgezeten heeft.
Pastorie.
Het is een periode geweest die heel emotioneel ligt bij veel mensen en waarbij ze nooit de kans hebben gekregen daar ooit uit te treden.
Zondagavond op de Schans.
Ik denk dat dát de diepste versie van mijn kunnen en gaan is geweest."
Albert Majoor.
Uit een interview uit 1989 met 'Van gewest tot gewest'
Met speciale dank aan Eta en Ernest Majoor.
Beeldmateriaal: ©Erven Albert Majoor.
De 50 schilderijen van Albert Majoor zijn te bekijken in het
Van 't Lindenhoutmuseum,
Scherpenkampweg 58, 6545 AL Nijmegen.
Alle schilderijen van Albert Majoor zijn afgebeeld in een speciale uitgave .
Dit boek (liggend A3 formaat) is te koop in de boekwinkel van het Van 't Lindenhoutmuseum.